Mannelijke en vrouwelijke breinen, bestaan die? The gendered brain is een boek van Gina Rippon, hoogleraar cognitieve neuroimaging aan het Aston Brain Centre. Vanuit breinonderzoek naar autisme is ze vervolgens onderzoek gaan doen naar sekseafhankelijke breinverschillen. Vorige week woonde ik een lezing van haar bij en deze week las ik haar boek. Volgens mij is de kennis die er in dit boek ter beschikking wordt gesteld belangrijk omdat mensen intuïtieve theorieën hanteren ten aanzien van hoe de verschillende seksen zijn en hieraan verstrekkende conclusies verbinden. Het is ook een van de eerste kenmerken die we zien als we iemand ontmoeten: is dit een man of een vrouw? Belangrijk dus om te weten welke beelden we bij onszelf oproepen zodra we zien of iemand man of vrouw is. Een paar brokjes kennis die er in dit veelomvattende boek te vinden zijn vat ik hieronder samen.

Menselijke breinen

Hoewel veel mensen denken dat er zoiets bestaat als een mannelijk brein en een vrouwelijk brein, is dat niet wat er uit het huidige onderzoek geconcludeerd kan worden. Er zijn vier issues die suggereren dat de verdeling in een mannenbrein en een vrouwenbrein te simplistisch en niet correct is:

  1. Decennia aan onderzoeksresultaten, waarbij er steeds geavanceerdere technologie is ingezet, leidt tot de conclusie dat er geen enkele consensus bestaat ten aanzien van wat een mannelijk versus een vrouwelijk brein zou zijn.
  2. Er is geen duidelijkheid over hoe structurele verschillen in het brein zich zouden vertalen naar gedrag. Een verschil in grootte in bepaalde breinstructuren wil nog niet zeggen dat dit zich vertaalt in een verschil in gedrag en vaardigheden.
  3. Het brein is plastisch, onder invloed van psycho-culturele omstandigheden, wat betekent dat de breinmetingen snapshots zijn van dat moment. Er is geen sprake van nature of nurture, maar van een voortdurende interactie tussen die twee. Die interactie begint al als de baby nog niet geboren is en leidt tot voortdurende veranderingen in breinstructuren die niet stoppen als de persoon ouder wordt.
  4. Er is enorme variabiliteit in individuele breinstructuren, een mozaïek in plaats van een tweedeling tussen een mannelijk en een vrouwelijk brein (hier schreef ik daar eerder iets over).

Menselijke interesses

Hoewel veel mensen denken dat er aangeboren interesseverschillen zijn tussen jongens en meisjes, zijn er vlak na de geboorte geen duidelijke meisjes en jongens interesses te vinden. Binnen vijf maanden na de geboorte hebben baby’s een basisbegrip van wiskunde (aantallen) en natuurkundige wetten. In alle baby studies die hiernaar keken is geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen. Een veel aangehaald onderzoek van Baron-Cohen stelt dat jongensbaby’s een aangeboren voorkeur hebben voor mechanische objecten en meisjesbaby’s voor gezichten. De details van dit onderzoek waren als volgt. Er werden 58 meisjesbaby’s in het onderzoek betrokken en de helft daarvan (27) liet geen voorkeur zien voor het gezicht versus het mechanische object (een mobiel). Van de resterende 21 keken 10 meisjesbaby’s langer naar het gezicht en 10 keken langer naar de mobiel. Van de 44 jongens die in het onderzoek waren betrokken vertoonden 14 babyjongens geen voorkeur, 11 prefereerden het gezicht en 19 de mobiel. Dus 41% van de onderzochte baby’s had geen voorkeur voor het gezicht of het mobiel. Van de jongens had 25% een voorkeur voor het mobiel en van de meisjes had 17% een voorkeur voor het mobiel. Conclusie: jongens hebben een aangeboren interesse in objecten en meisjes in gezichten. Het onderzoek is niet gerepliceerd en toont niet aan dat er een aangeboren interesseverschil bestaat tussen mannen en vrouwen.

Empathising versus systemising

Opnieuw kijkend naar een theorie van Baron-Cohen, omdat dit een theorie is die veel wordt aangehaald als bewijs voor verschillen tussen het mannelijk en vrouwelijk brein, kijken we naar zijn theorie van empathising versus systemising. Deze theorie stelt dat deze twee dimensies de drijfveren zijn van menselijk gedrag. Empathising is de behoefte en de vaardigheid om andermans gedachten en emoties te herkennen en erop te reageren, op een gevoelsniveau. Systemising is de drijfveer om te analyseren, te exploreren en een systeem te construeren. Baron-Cohen stelt ‘het vrouwelijk brein is hard-wired voor empathie en het mannelijk brein voor begrijpen en ontwerpen’. Uit de onderzoeken van Baron-Cohen blijkt dat sekse echter niet bepalend is voor welk brein de persoon heeft. Een mannelijk brein is dus niet automatisch een brein van een man en een vrouwelijk brein is niet automatisch het brein van een vrouw. Toch worden de termen mannelijk en vrouwelijk gebruikt voor een brein dat meer gericht is op systemizing versus empathising. Bijzonder is het dan ook niet dat veel mensen zijn theorie zien als bewijs dat mannen een brein hebben dat van nature ingesteld is op analyseren en ontwerpen en vrouwen een brein hebben dat van nature erg goed is in empathie. Dit is echter niet de conclusie die volgt uit Baron-Cohen’s onderzoek.

Menselijke sociale brein

Baby’s worden geboren met een sociaal brein. Een brein dat als een spons sociale informatie opzuigt. Een brein dat is afgestemd om de regels van sociale omgang vanaf vlak na de geboorte op te pikken en te internaliseren. Een brein dat steeds evalueert of het ergens ‘thuis’ hoort en voorspelt hoe zijn omgeving reageert. Wie hij/zij hoort te zijn. Tot welke groep behoor ik? Daarbij komt dat wanneer mensen buitengesloten worden of afgewezen worden dezelfde pijncentra actief zijn als wanneer mensen fysieke pijn ervaren. Verschillende gedragingen en keuzes van meisjes en jongens, mannen en vrouwen, zijn deels te verklaren uit deze sterke behoefte te behoren tot een sociale groep. Ons sociale brein fungeert als een soort stoplicht in ons sociale netwerk: ik ben een man dus ik hoor hier niet thuis in dit vrouwenberoep en andersom. Het brein verandert daarbij voortdurend onder invloed van de interactie tussen biologie en omgeving.

Mensen

Er zijn kleine breinverschillen op een zeer beperkt aantal gebieden gevonden tussen de seksen, maar er zijn veel en veel meer overeenkomsten gevonden. Dit heeft geleid tot de Gender Overeenkomst Hypothese. Gina Rippon doorloopt in haar boek een grote hoeveelheid onderzoeken van de afgelopen decennia ten aanzien waarvan de media stellig beweerde dat er nu eindelijk bewijs zou zijn geleverd waarom vrouwen zus zijn en mannen zo, terwijl het betreffende onderzoek deze conclusie niet staafde of terwijl het betreffende onderzoek zijn conclusies moest terugtrekken vanwege onderzoeksfouten.

Een analyse van de laatste tien jaar aan breinonderzoek bij kinderen laat juist zien dat in het merendeel van de onderzoeken geen structurele breinverschillen tussen jongens en meisjes te vinden is.

Mannelijke en vrouwelijke breinen

Gina Rippon concludeert: we doen er goed aan voorbij de binaire indeling van mannelijk/vrouwelijk brein te komen en onze breinen te gaan zien als mozaïeken van gebeurtenissen in het verleden en mogelijkheden in de toekomst.