Hoe kun je beslissen op welke activiteiten je je gaat richten? Welke loopbaankeuzes je wilt gaan maken? Je wilt immers niet een keuze maken en dan al snel weer opgeven omdat je het toch niet voor elkaar krijgt je op de activiteit te blijven richten. Een belangrijke leidraad die je kunt gebruiken is die van je interesses.

Zelfregulatie en interesse

Zelfregulatie en interesse hebben veel met elkaar te maken. Interesse in een activiteit is, samen met hoe belangrijk of bruikbaar iemand de activiteit vindt, het meest belangrijk voor het goed voorbereiden, plannen en uitvoeren van de activiteit. Ook is de interesse in een activiteit in veel situaties een kritische factor voor doorzetten bij tegenslag, commitment aan het doel (als er gekozen moet worden tussen verschillende opties waar men de aandacht aan wil besteden), het op langere termijn doorgaan met het realiseren van het doel, en het behouden van hoge kwaliteit van motivatie tijdens het doen van de activiteit. Kortom; interesse faciliteert zelfregulatie en de ontwikkeling van zelfregulatie.

Zelfregulatie

Zelfregulatie betekent dat de student zijn eigen doelen stelt, zich zelf motiveer om zich in te spannen, zijn eigen progressie monitort, zijn eigen acties beoordeeld op effectiviteit en zelf in de gaten houdt hoe hij aan het presteren is. Er zijn vier niveaus in de ontwikkeling van zelfregulatie:

  1. observatie van een voorbeeld, de student observeert hoe de leraar of iemand anders iets aanpakt.
  2. kopiëren van performance, de student probeert het voorbeeld na te doen
  3. zelfcontrole, de student plant strategieën om de taak uit te voeren en monitort zijn progressie door wat hij doet te vergelijken met de performance van de leraar (het voorbeeldmodel)
  4. zelfregulatie, de student is in staat zijn persoonlijke performance aan te passen al naar gelang de interne en externe condities

Reactief naar pro-actief

Deze ontwikkeling verloopt van reactief naar pro-actief, van doelen die door een externe agent worden aangereikt naar doelen die van binnenuit komen. De mate waarin de persoon de perceptie heeft dat hij competent is om de taak uit te voeren gaat hand in hand met de ontwikkeling van de zelfregulatie van de persoon. Studenten die zich competent voelen, zijn meer geneigd hun eigen gedrag te reguleren. Studenten die geloven in hun eigen capaciteiten, zijn beter in staat tot zelfregulatie.

Interesse

Interesse is (Zimmerman, 2002) de overtuiging dat een activiteit of vaardigheid waardevol is in zichzelf, los van welke doelen de student ermee zou kunnen bereiken als hij de activiteit of vaardigheid zou beheersen. Net zoals bij zelfregulatie, zijn er ook vier niveaus in de ontwikkeling van interesse:

  1. getriggerde situationele interesse, de interesse van de persoon wordt getriggerd door wat er gebeurt in de specifieke situatie
  2. voortgezette situationele interesse, de interesse van de persoon wordt vastgehouden door wat er gebeurt in de specifieke situatie
  3. opbloeiende persoonlijke interesse, de interesse komt vanuit de persoon zelf, ook los van de specifieke situatie waarin die verkeert
  4. goed ontwikkelde persoonlijke interesse, de persoon heeft de interesse geïnternaliseerd als inherent onderdeel van zichzelf

Internalisatie

Deze ontwikkeling verloopt van externe input die interesse triggert naar meer en meer zelf gegenereerde processen in de latere fase van de ontwikkeling. Beide ontwikkelingen (zelfregulatie en interesse) lopen dus van ‘van buiten af’ (extern) naar ‘van binnenuit’ (intern).

Volg je interesses

Als je dus je interesses volgt, worden die meer en meer geïnternaliseerd tot goed ontwikkelde persoonlijke interesses en tegelijkertijd ontwikkel je steeds betere zelfregulatiemechanismen om je op je interesses te blijven focussen.

Wil je reflecteren op je interesses? Dan kun je dit lezen.

]