Er is sprake van een motivationele wisselwerking tussen docenten en hun studenten. Als docenten zelf autonoom gemotiveerd zijn en op een autonomieondersteunende manier lesgeven, dan zijn hun studenten ook autonomer gemotiveerd. Hoe werkt dat?

Autonoom gemotiveerd

Docenten die een hoge kwaliteit van motivatie hebben voor hun vak, hebben zelf meer interesse in hun vak waardoor ze ook meer kennis hebben en ze de relevantie van wat ze doceren beter kunnen uitleggen aan studenten. Ze zijn ook creatiever in het vinden van manieren om studenten te betrekken bij de les. Daarnaast begrijpen ze beter hoe belangrijk het is dat studenten autonoom gemotiveerd kunnen raken voor het vak, waardoor ze meer aandacht besteden aan het creëren van de condities waarin studenten zichzelf kunnen motiveren. Autonoom gemotiveerde docenten staan zelf ook meer open om getraind te worden en om bij te leren, waardoor de kwaliteit van hun lesgeven verder toeneemt. Zo ontstaat een positieve spiraal; de hoge kwaliteit van motivatie van de student en de docent versterken elkaar.

Negatieve spiraal

Zijn de studenten niet gemotiveerd of ‘misdragen’ ze zich, dan zijn docenten snel geneigd om meer druk te gaan uitoefenen en autoritairder op te gaan treden, wat een verlagend effect heeft op de kwaliteit van hun eigen motivatie en ook een gecontroleerde motivatie bij de studenten oproept. Als een docent zelf gecontroleerd gemotiveerd voor de klas staat, dan sijpelt dat op allerlei subtiele manieren door zijn interacties met studenten heen. Hij beweegt niet meer naar de studenten toe, maar enigszins van ze af. Studenten merken bijvoorbeeld dat de docent ze niet aanmoedigt op hun eigen manier en in hun eigen tempo te werken, dat hij niet op ze reageert en hun perspectief geen plek geeft in zijn lesplan. Zij gaan zich iets minder betrokken voelen en leveren minder inspanning en hun interesse neemt af. Daardoor heeft de docent de neiging om de interactie met de studenten nog wat meer te omzeilen, bevelen te gaan geven zonder toelichting of onderbouwing en tegen het perspectief van de studenten in te gaan of zijn stem te gaan verheffen. Gecontroleerd gemotiveerde docenten zijn ook minder geneigd om zelf getraind te willen worden, waardoor de kwaliteit van hun lesgeven niet verbetert. Zo ontstaat een negatieve spiraal. De lage kwaliteit van motivatie van de student en de docent versterken elkaar.

Progressie

Als er progressie bereikt wordt door de docent dan beginnen ze vaak eerst met minder controlerend te werk te gaan in de klas. Minder controlerend betekent dat de docent minder druk uitoefent, minder bekritiseert, minder voorschrijft hoe de studenten zich moeten gedragen, hoe ze zich moeten voelen en wat ze moeten denken. Dat heeft al een positief effect op het leren en het presteren en het gevoel van de studenten. Vervolgens leren docenten om meer autonomieondersteunend les te gaan geven. Hier kun je lezen hoe dat eruit ziet.

Effecten voor de docent

Naast dat een autonomieondersteunende manier van lesgeven positieve effecten heeft voor de studenten, heeft die manier van lesgeven ook positieve effecten voor de docent zelf. Hier kun je lezen wat die effecten zijn.
Bron: building autonomous learners

]