Een goede manier om interesse bij studenten te faciliteren is door context personalisatie. Dit betekent dat de inhoud van de taak wordt gematcht met de inhoud (karakters, objecten, thema’s) van de buitenschoolse interesse van de leerling.

Nieuw vak toepassen op eigen interessegebied

Een leerling die bijvoorbeeld als hobby parachutespringen heeft kan in de natuurkundeles de opdracht krijgen om over zwaartekracht en luchtweerstand bij parachutespringen te leren. De interesse die de leerling heeft in parachutespringen kan op deze manier leiden tot een interesse in natuurkunde. Uit onderzoek blijkt dat context personalisatie leidt tot meer interesse in het vak waar het om draait, meer inspanning en betere prestaties. Onderzoek van Lepper in 1996 gaf hier al indicaties voor en vervolgonderzoeken laten hetzelfde beeld zien.

Wiskunde interessant maken

Recenter onderzoek geeft meer inzicht in hoe dit werkt. Walkington en Benaki bijvoorbeeld, beschrijven dat wiskundestof die via context personalisatie werd aangeboden op middelbare scholen leidde tot positievere attitude ten opzichte van wiskunde, meer inspanning en betere prestaties. Die voordelen bleven voortduren ook nadat de context personalisatie weer was gestopt en het weer alleen draaide om de wiskundestof. Het betrof hier experimentele onderzoeken.
De positieve effecten waren het sterkst bij studenten die wiskunde heel moeilijk vonden en bij studenten die wiskunde niet interessant vonden. Context personalisatie werkt dus waarschijnlijk het best voor studenten die een vak bjj de start niet zo interessant vinden en zich niet zo competent voelen.

Affect, waarde en kennis

Interesse theorie geeft een duidelijke verklaring voor deze positieve effecten van context personalisatie. Context personalisatie ondersteunt de motivatie van de leerling plus zijn kennisverwerving door positief affect, de ervaren waarde van het vak en de opbouw van kennis. Dat zijn de drie kerncomponenten van individuele interesse.

  1. Positief affect ontstaat doordat de interesse van de leerling wordt aangesproken door de stof direct bij de start te relateren aan een persoonlijk interesse gebied.
  2. De gepercipieerde waarde van het nieuwe vak wordt gestimuleerd doordat de leerling het vak toepast op een bestaande interesse.
  3. De leerling heeft waarschijnlijk al kennis op het gebied van zijn interesse en voegt daar nieuwe kennis aan toe via het betreffende vak.

Deze drie factoren tezamen stimuleren een interesse in het nieuwe vak, die langdurig kan worden.

Rol van docenten en trainers

Natuurlijk kunnen docenten het studiemateriaal zo maken dat het aansluit bij de interesses van de leerlingen, maar docenten kunnen leerlingen ook zelf de transfer laten maken. Ze kunnen leerlingen laten kiezen op welk interessegebied ze de stof willen gaan toepassen of laten reflecteren hoe de stof relevant is voor hun eigen leven en interesses. Dat laatste is nuttig; waarde statements die studenten zelf hebben geformuleerd zijn vaak krachtiger dan waardestatements die de docent aanreikt. Docenten kunnen studenten vragen stellen die ertoe leiden dat de student zelf onder woorden brengt hoe de stof nuttig en bruikbaar en interessant voor hem is. Meer over zelf geformuleerde en aangereikte waarde statements lees je hier.

]