Foto: Walter Schlundt Bodien

Effectieve leeraanpakken, weten docenten en leerlingen welke dat zijn? Dat was het onderwerp van onderzoek van Morehead et al (2016). Een van de interessante aspecten in hun onderzoek is dat ze situaties voorlegden aan docenten en leerlingen, met de vraag hoe effectief ze dachten dat de gebruikte leeraanpak was.

Vijf situaties

Er waren vijf situaties en in elk situatie werden twee verschillende leeraanpakken gebruikt. Weet jij voor elke situatie welke van de twee effectiever is dan de andere?

Situatie 1. Uit je hoofd leren

Twee groepen leerlingen krijgen de opdracht om een lijst met hersenzenuwen uit het hoofd te leren waarbij ze gebruik maken van een bepaald hulpmiddel. De ene groep leerlingen krijgt het hulpmiddel waarmee ze gaan leren aangereikt door de docent (zoiets als WRTS). De andere groep leerlingen maakt hun eigen hulpmiddel om de hersenzenuwen mee uit hun hoofd te gaan leren. Na twee weken vraagt de docent alle leerlingen om de hersenzenuwen in de juiste volgorde op te noemen. Wat blijkt uit onderzoek de meest effectieve leeraanpak te zijn?

Situatie 2. Details

Twee multimedia presentaties presenteren informatie over hetzelfde wetenschappelijke onderwerp. Beide presentaties bevatten informatie die direct relevant is voor het onderwerp, plus wat extra details die niet zo relevant zijn voor de toets die de leerlingen later gaan maken. De details in presentatie A zijn heel interessant voor de leerlingen. De details in presentatie B zijn niet erg interessant voor de leerlingen. Nadat twee groepen leerlingen ofwel presentatie A ofwel presentatie B hebben bestudeerd krijgen ze allemaal een test, waarin ook wordt gevraagd hoe ze de kennis kunnen benutten in een nieuwe situatie. Welke presentatie blijkt uit onderzoek te leiden tot betere prestaties, presentatie A of B?

Situatie 3. Presentatievorm

Twee presentatie beschrijven dezelfde informatie over hetzelfde wetenschappelijke onderwerp. Presentatie A is op papier en bevat statische illustraties en geprinte tekst. Presentatie B is computer-based en bevat geanimeerde illustraties (bijvoorbeeld video’s). Nadat de leerlingen ofwel presentatie A ofwel presentatie B hebben bestudeerd krijgen ze een test waarin ze wordt gevraagd om een schriftelijke uitleg te geven van het wetenschappelijke principe en ook hoe dit principe in een andere situatie van toepassing zou kunnen zijn. Welke presentatie blijkt uit onderzoek te leiden tot betere prestaties, presentatie A of B?

Situatie 4. Herinneren

In twee verschillende klassen krijgen de leerlingen dezelfde tekst van 275 woorden voorgelegd. In klas A lezen de leerlingen de tekst gedurende 7 minuten en daarna schrijven ze uit hun hoofd zoveel als ze zich herinneren van de tekst op. In klas B lezen de leerlingen de tekst gedurende 7 minuten en daarna vraagt de docent ze om de tekst nog eens gedurende 7 minuten over te lezen. Na een week wordt alle leerlingen gevraagd om zoveel als ze zich kunnen herinneren van de tekst op te halen. Wat blijkt uit onderzoek de meest effectieve leeraanpak te zijn?

Situatie 5. Volgorde

Twee geschiedenis docenten laten van 12 schilders elk zes schilderijen zien (72 schilderijen totaal). Docent A laat alle zes schilderijen van een schilder achter elkaar zien (dus per schilder alle zes schilderijen voor het de volgende schilder laat zien, gegroepeerd). Docent B laat de schilderijen door elkaar heen zien, zodat het schilderij van de ene schilder wordt afgewisseld met een schilderij van een andere schilder. Wat blijkt uit onderzoek de meest effectieve leeraanpak te zijn?

Situatie 6. Studeren

Twee studenten leren voor een examen. Leerling A studeert in de twee dagen voor het examen onafgebroken. Leerling B begint twee weken voor het examen en studeert elke dag een beetje. Beide leerlingen besteden even veel tijd in totaal aan studeren. Wat blijkt uit onderzoek de meest effectieve leeraanpak te zijn?

Hier kun je de antwoorden vinden.