De laatste tijd kwam ik meerdere voorbeelden tegen die me deden denken aan het principe van ‘don’t ask, can’t tell’.

Don’t ask, can’t tell

In de ene situatie vroeg een leidinggevende aan zijn medewerkers om eens te kijken naar de punten uit het onderzoek van Teresa Amabile en aan te geven wat voor hen het meest belangrijk was voor werkmotivatie. Voor degenen die het onderzoek van Amabile niet kennen, zie hier. Kort gezegd komt uit haar onderzoek dat van alles dat mensen kan drijven in hun werk en ze zich goed kan laten voelen over hun werk, het allerbelangrijkste is dat ze (kleine) progressie boeken ten aanzien van activiteiten die betekenisvol voor ze zijn. Andere dingen die belangrijk zijn, maar in mindere mate, zijn bijvoorbeeld het hebben van duidelijke doelen, het krijgen van erkenning, het krijgen van ondersteuning, een goede beloning et cetera. Deze leidinggevende had dus aan zijn medewerkers gevraagd, wat voor hen het belangrijkste was van dat lijstje. En de medewerkers gaven aan dat ze erkenning van hun leidinggevende het allerbelangrijkst vonden om gemotiveerd aan het werk te gaan. Het tweede voorbeeld was een teamcoach, die aan een team vroeg hoe goed het voor ze had gewerkt dat ze al hun grieven naar elkaar hadden kunnen uitspreken en dat ze het oude zeer boven tafel hadden gekregen en dat men eerlijk had gezegd dat men geen vertrouwen in elkaar had.
In beide voorbeelden dacht ik, ‘don’t ask, can’t tell’.

Common sense is niet zo betrouwbaar

Dus deze week pakte ik het boek van Thimothy Wilson, getiteld Redirect, er weer eens bij. Want in zijn boek kwam ik voor het eerst dat idee van ‘Don’t ask, can’t tell’ tegen.

Wilson zegt het volgende. Mensen zijn niet zo goed in het aanwijzen van de oorzaken van hun gevoelens, gedragingen en attitudes. Kleine cues in onze omgeving (een liedje op de radio bijvoorbeeld) kunnen ons beinvloeden zonder dat we ons er bewust van zijn dat we ons opeens zo vrolijk voelen omdat een liedje ons doet herinneren aan die leuke vakantie. Common sense doet ons geloven in de effectiviteit van interventies die dat niet zijn. Bijvoorbeeld; als je wilt dat kinderen niet aan de drugs gaan, haal dan politieagenten in de klas die vertellen over de gevaren van drugs en geef kinderen les in het weerstand bieden aan groepsdruk. Toch? Nee, dus. Het blijkt dat dit soort interventies meer kwaad dan goed doen. En als iemand een traumatische ervaring heeft, dan moet hij er direct over praten met een therapeut, toch? Nee, dus. Het vertellen over de details van de gebeurtenis kan er zelfs voor zorgen dat het trauma erger wordt.

Experimenten zijn effectiever

Daarnaast is het zo dat, zodra mensen door een programma heen zijn gegaan dat is bedoeld om hen te helpen op de een of andere manier, ze geneigd zijn om te vergeten hoe goed het met ze ging voordat ze deelnamen aan het programma. Ze overschatten dan de effecten van het programma. Als het erom gaat de effectiviteit van een interventie te bepalen, dan is een ‘don’t ask, can’t tell’-beleid te adviseren, zegt Wilson. Het gaat dan om interventies die een invloed beogen te hebben op de mensen. Onderzoekers zouden de impact van een interventie niet moeten proberen vast te stellen door mensen te vragen hoeveel baat ze hebben gehad bij de interventie. Mensen zijn simpelweg niet erg accuraat in het beoordelen van de oorzaken van hun gevoelens, gedragingen en attitudes. Experimentele studies zijn effectiever om te bepalen wat de invloed van een interventie is.

]