Macro photo of tooth wheel mechanism with PROGRESS concept letters

Een progressiegerichte interventie is de optimisme-vraag. Die vraag kan bijvoorbeeld zo geformuleerd worden: ‘Wat stemt je optimistisch dat verbetering mogelijk is?’ Als we deze interventie gebruiken, refereren we aan conditioneel optimisme in plaats van aan (zelf)genoegzaam optimisme (Romer, 2016).

Conditioneel optimisme

Conditioneel optimisme is het optimisme dat is gebaseerd op een besef dat je zelf in beweging moet komen om progressie mogelijk te maken. Een docent, bijvoorbeeld, die optimistisch is dat zijn lessen beter zullen gaan verlopen omdat hij specifieke ideeën heeft over hoe hij ervoor kan zorgen dat dat gebeurt, is conditioneel optimistisch. Hij kan ook signalen hebben die hem optimistisch stemmen. Bijvoorbeeld een eerdere ervaring met een goed verlopen les, waarin hij de leerlingen binnen een duidelijke structuur keuzemogelijkheden bood. Zijn conditionele optimisme is nu gegrond in een eerdere succeservaring.

(Zelf)genoegzaam optimisme

Zelfgenoegzaam optimisme is het optimisme dat verbetering vanzelf zal komen aanwaaien zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Een docent, bijvoorbeeld, die optimistisch is dat zijn les vandaag beter zal gaan verlopen omdat de leerlingen vast vanuit zichzelf zich beter zullen gaan gedragen, zonder dat hij specifieke ideeën heeft over hoe hij ervoor kan zorgen dat dat gebeurt, is genoegzaam optimistisch.

Onverwachte progressie

Natuurlijk kan je geluk hebben en kan er onverwachte progressie plaatsvinden, waar je zelf niet iets voor hebt gedaan. Maar met de optimisme-vraag is het niet de bedoeling om mensen zelfgenoegzaam achterover te laten gaan leunen, maar om ze te helpen op ideeën te komen wat kan werken om progressie te gaan boeken. De optimismevraag is nuttig om conditioneel optimisme aan te boren.

]