Competitie, beter zijn dan een tegenstander, winnen van iemand anders is sterke brandstof voor motivatie. Als er beperkte middelen zijn en er schaarste heerst kunnen mensen sterk gemotiveerd zijn om die middelen te verwerven voor zichzelf ten koste van de ander.

Competitie als drive

Laatst zei iemand tegen me dat de zelfdeterminatietheorie een naieve theorie is, omdat deze competitieve drive niet wordt erkend en net wordt gedaan of mensen alleen maar behoefte hebben aan competentie, verbondenheid en autonomie. Die redenering klopt niet. Vandaar dit artikel deze week, met daarin een kleine fractie van onderzoek naar competitie en motivatie binnen de zelfdeterminatietheorie.

Basisbehoeften zijn geen drives

De psychologische basisbehoeften zijn geen drives. Een drive is bijvoorbeeld dat mensen eten zoeken wanneer ze honger hebben. Mensen willen eten omdat ze anders uit balans raken. Maar de psychologische basisbehoeften zijn op groei georiënteerd, niet op het wegwerken van tekorten. Mensen hoeven niet te worden gepusht om in beweging te komen, om activiteiten te ondernemen die ze interessant vinden of om persoonlijke en interpersoonlijke coherentie na te streven. Dus mensen verdiepen zich niet in activiteiten om hun tekorten in de vervulling van psychologische basisbehoeften aan te vullen. Hun gedrag hoeft ook niet gericht te zijn op het vervullen van hun psychologische basisbehoeften. In plaats daarvan leidt het richten op een interessante activiteit of een belangrijk doel ertoe dat hun psychologische basisbehoeften worden bevredigd. Lees hier meer.

Competitie: proberen om te winnen

In allerlei contexten komt competitie voor. In sport, spel, kunst en in organisaties is veelal een competitief element aanwezig. Dit situationele element kan positieve spanning oproepen en mensen energie geven. Maar hoewel competitie motiverend kan werken is de hamvraag: welk soort motivatie wordt opgeroepen?

Experimenteel onderzoek

In een experimenteel onderzoek, bijvoorbeeld, van Deci et al in 1981 werden proefpersonen in een competitieve situatie gebracht. Ze zaten in een ruimte met 1 andere proefpersoon (die deel uitmaakte van het onderzoeksteam, wat de betreffende proefpersoon natuurlijk niet wist). De helft van de proefpersonen werd verteld dat ze moesten proberen om van de andere proefpersoon te winnen met het oplossen van drie puzzels. De andere helft werd verteld dat het de bedoeling was dat ze de puzzels zo snel mogelijk oplosten.

In beide condities zorgde de proefpersoon die onderdeel uitmaakte van het onderzoeksteam ervoor dat de proefpersoon won. Alle participanten kregen zo de positieve feedback dat ze sneller waren dan de ander en dat ze hadden gewonnen.

Na het oplossen van de puzzels werd de proefpersoon die onderdeel uitmaakte van het research team uit de zaal gehaald, zogenaamd voor een interview. De echte proefpersoon was dus even een tijdje alleen. Degenen die expliciet de instructie hadden gekregen om de competitie aan te gaan, besteedden significant minder tijd aan het vrijwillig oplossen van andere puzzeltjes dan degenen die alleen de instructie hadden gekregen de puzzels zo snel mogelijk op te lossen.

Kortom; de groep die probeerde om te winnen (en ook daadwerkelijk wonnen) hadden vervolgens lagere intrinsieke motivatie om met de puzzels verder te gaan dan de groep die eenvoudig weg zijn best had gedaan.

De effecten van competitie hebben een lagere kwaliteit van motivatie tot gevolg wanneer er een druk is om te winnen of een controlerende context is.

Competitie: informatie

Competitie kan echter ook een positief effect hebben op de kwaliteit van motivatie. Dat is het geval wanneer de competitie een informerend karakter heeft voor de persoon. Door in competitie te zijn met iemand anders krijg je informatie en feedback ten aanzien van je eigen competentieniveau. Dat kan erg leuk zijn, wanneer je ego er niet van afhangt en er geen hoge kosten verbonden zijn aan verliezen. Of competitie versterkend of ondermijnend werkt op de kwaliteit van motivatie hangt af van de autonomie die iemand ervaart en de perceptie van competentie die iemand ervaart als resultaat van de competitie.

Ego in gevaar

In een competitieve situatie kan het ego van mensen bedreigd worden. Of ze winnen of verliezen is dan niet simpelweg informatie over hun competentieniveau, maar bepaalt hun gevoel van eigenwaarde. Winnen ze dan voelen ze zich dominant en trots en ze gedragen zich dan triomfantelijk. Maar verliezen ze dan schamen ze zich, voelen ze zich schuldig, worden ze angstig en agressief. Ego involvement is dus een hele sterke motivator om te proberen te winnen, want je self-esteem hangt ervan af. Maar deze sterke motivatiebron heeft negatieve kanten: een lage vervulling van je psychologische basisbehoeften en sterke negatieve gevoelens. De kwaliteit van motivatie is geintrojecteerde motivatie: je doet de activiteit omdat je inwendige druk voelt en als je niet goed presteert ben je als mens een loser.

Directe competitie

Directe competitie is gedefinieerd als maximaal proberen om zelf succesvol te zijn en van een ander te winnen. De winst van de ene persoon is het verlies van de ander; er is sprake van zero-sum. In dit soort situaties vertonen mensen snel agressief gedrag, ze gaan de ander wantrouwen en zijn geneigd om de ander te misleiden.

Indirecte competitie

Indirecte competitie is gedefinieerd als proberen beter te presteren dan je eerder deed, zoals bijvoorbeeld atleten die samen sporten en elk proberen een betere tijd neer te zetten dan ze eerder deden. Deze vorm van competitie heeft vaak een positief effect op de kwaliteit van motivatie (meesterschapsdoelen).

Directe competitie zonder druk

Directe competitie hoeft echter niet altijd negatieve consequenties te hebben voor je kwaliteit van motivatie. In een experimenteel onderzoek deden participanten mee aan een competitie. De ene groep werd onder druk gezet om te winnen, de andere groep werd niet onder druk gezet om te winnen. Ze vergeleken dit met de conditie waarin participanten niet in een competitieve situatie werden gebracht en geen feedback kregen ten aanzien van hun prestaties en in de situatie dat mensen verloren zonder dat er druk was om te winnen. Het bleek dat de groep die deelnam aan de competitie zonder de expliciete druk om te moeten winnen en die hadden gewonnen, sterk intrinsiek gemotiveerd werden voor de activiteit. Deze groep was meer intrinsiek gemotiveerd dan de groep die niet in een competitieve situatie was gebracht en geen informatie kregen over hun prestaties. Deze groep was ook meer intrinsiek gemotiveerd dan de groep die had gewonnen in een situatie van druk en de groep die had verloren.

Competitie kan dus zeker een positief effect hebben op intrinsieke motivatie, wanneer er geen saillante en directe druk is om te winnen. Winnen of verliezen maakt een groot verschil voor de kwaliteit van motivatie, omdat het informatie geeft over het competentieniveau.

Kortom

Kortom, stellen dat de zelfdeterminatietheorie over het hoofd zou zien dat competitie een sterke motivator is, is onjuist. Deze theorie erkent niet simpelweg hoe krachtig competitie werkt als brandstof voor gedrag, maar geeft vervolgens diepgaand inzicht in het type effect dat competitie heeft op de kwaliteit van motivatie in verschillende situaties en contexten.

]